Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 1:36-43 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

36. Maar Simon en die met hem waren, gingen Hem achterna,

37. en zij vonden Hem en zeiden tot Hem: Allen zoeken U.

38. En Hij zeide tot hen: Laten wij elders heengaan, naar de naburige plaatsen, opdat Ik ook daar predike; want daartoe ben Ik uitgegaan.

39. En Hij ging prediken in hun synagogen in geheel Galilea, en de boze geesten dreef Hij uit.

40. En een melaatse kwam tot Hem, die voor Hem op de knieën viel, en smekende tot Hem zeide: Indien Gij wilt, kunt Gij mij reinigen.

41. En met barmhartigheid bewogen, strekte Hij zijn hand uit, raakte hem aan en zeide tot hem: Ik wil het, word rein!

42. En terstond verliet hem de melaatsheid en hij werd rein.

43. En met een strenge vermaning zond Hij hem terstond weg,

Lees verder hoofdstuk Marcus 1