Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 1:33-41 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

33. En de gehele stad was te hoop gelopen bij de deur.

34. En Hij genas velen, die ernstig ongesteld waren door allerlei ziekten, en vele boze geesten dreef Hij uit en Hij liet de geesten niet toe te spreken, omdat zij Hem kenden.

35. En vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op en ging naar buiten en Hij ging heen naar een eenzame plaats en bad aldaar.

36. Maar Simon en die met hem waren, gingen Hem achterna,

37. en zij vonden Hem en zeiden tot Hem: Allen zoeken U.

38. En Hij zeide tot hen: Laten wij elders heengaan, naar de naburige plaatsen, opdat Ik ook daar predike; want daartoe ben Ik uitgegaan.

39. En Hij ging prediken in hun synagogen in geheel Galilea, en de boze geesten dreef Hij uit.

40. En een melaatse kwam tot Hem, die voor Hem op de knieën viel, en smekende tot Hem zeide: Indien Gij wilt, kunt Gij mij reinigen.

41. En met barmhartigheid bewogen, strekte Hij zijn hand uit, raakte hem aan en zeide tot hem: Ik wil het, word rein!

Lees verder hoofdstuk Marcus 1