Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 1:28-38 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

28. En het gerucht van Hem drong terstond overal door in de gehele omgeving van Galilea.

29. En terstond, uit de synagoge, gingen zij in het huis van Simon en Andreas met Jakobus en Johannes.

30. En de schoonmoeder van Simon lag met koorts te bed en terstond spraken zij met Hem over haar.

31. En Hij kwam naderbij, vatte haar hand en richtte haar op. En de koorts verliet haar en zij diende hen.

32. Toen het nu avond werd en de zon onderging, brachten zij tot Hem allen, die ernstig ongesteld waren, en de bezetenen.

33. En de gehele stad was te hoop gelopen bij de deur.

34. En Hij genas velen, die ernstig ongesteld waren door allerlei ziekten, en vele boze geesten dreef Hij uit en Hij liet de geesten niet toe te spreken, omdat zij Hem kenden.

35. En vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op en ging naar buiten en Hij ging heen naar een eenzame plaats en bad aldaar.

36. Maar Simon en die met hem waren, gingen Hem achterna,

37. en zij vonden Hem en zeiden tot Hem: Allen zoeken U.

38. En Hij zeide tot hen: Laten wij elders heengaan, naar de naburige plaatsen, opdat Ik ook daar predike; want daartoe ben Ik uitgegaan.

Lees verder hoofdstuk Marcus 1