Oude Testament

Nieuwe Testament

Marcus 1:1-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Begin van het Evangelie van Jezus Christus.

2. Gelijk geschreven staat bij de profeet Jesaja:Zie, Ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit, die uw weg bereiden zal;

3. de stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden,

4. geschiedde het, dat Johannes doopte in de woestijn en de doop der bekering tot vergeving van zonden predikte.

5. En het gehele Joodse land liep tot hem uit en alle inwoners van Jeruzalem, en zij lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan onder belijdenis van hun zonden.

6. En Johannes was gekleed met kameelhaar en met een lederen gordel om zijn lendenen, en hij at sprinkhanen en wilde honing.

7. En hij predikte en zeide: Na mij komt, die sterker is dan ik, wiens schoenriem ik niet waardig ben, nederbukkende, los te maken.

8. Ik heb u gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de heilige Geest.

9. En het geschiedde in die dagen, dat Jezus Nazaret in Galilea verliet en Zich door Johannes in de Jordaan liet dopen.

10. En terstond, toen Hij uit het water opsteeg, zag Hij de hemelen scheuren en de Geest als een duif op Zich nederdalen.

11. En een stem [kwam] uit de hemelen: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde; in U heb Ik mijn welbehagen.

Lees verder hoofdstuk Marcus 1