Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 9:6-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. Zij gingen heen en trokken de dorpen langs, overal het evangelie predikende en genezingen doende.

7. Herodes, de viervorst, hoorde alles wat er gebeurd was en wist niet wat ervan te denken, omdat door sommigen gezegd werd, dat Johannes uit de doden was opgewekt,

8. door sommigen, dat Elia verschenen was, door anderen, dat een der oude profeten was opgestaan.

9. Maar Herodes zeide: Johannes heb ik zelf laten onthoofden. Wie zou deze zijn, van wie ik zulke dingen hoor? En hij trachtte Hem te zien te krijgen.

10. En toen de apostelen teruggekeerd waren, verhaalden zij Hem alles, wat zij verricht hadden. En Hij nam hen mede en trok Zich, met hen alleen, terug naar een stad, genaamd Betsaïda.

11. Doch de scharen bemerkten het en volgden Hem. En Hij ontving hen en sprak tot hen over het Koninkrijk Gods, en die genezing van node hadden, maakte Hij gezond.

12. En de dag begon te dalen; en de twaalven kwamen bij Hem en zeiden tot Hem: Zend de schare weg, opdat zij naar de dorpen en hoeven in de omtrek gaan om onderdak en spijs te vinden, want wij zijn hier in een eenzame plaats.

13. Maar Hij zeide tot hen: Geeft gij hun te eten. Zij zeiden: Wij hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen, of wij zouden moeten heengaan om voor al dit volk voedsel te kopen.

14. Want er waren ongeveer vijfduizend man. En Hij zeide tot zijn discipelen: Laat hen gaan zitten in groepen van ongeveer vijftig.

15. En zij deden het en lieten hen allen nederzitten.

16. Toen nam Hij de vijf broden en de twee vissen, en Hij zag op naar de hemel, sprak de zegen uit en brak ze, en Hij gaf ze aan de discipelen om ze aan de schare voor te zetten.

17. En zij aten en werden allen verzadigd en het overschot werd door hen opgeraapt: twaalf manden met brokken.

18. En het geschiedde, terwijl Hij in het gebed alleen was, dat de discipelen in zijn nabijheid waren en Hij vroeg hun en zeide: Wie zeggen de scharen, dat Ik ben?

Lees verder hoofdstuk Lucas 9