Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 8:38-49 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

38. En de man, van wie de boze geesten uitgevaren waren, verzocht Hem bij Hem te mogen blijven. Maar Hij liet hem heengaan en zeide:

39. Keer terug naar uw huis en verhaal al wat God u gedaan heeft. En hij ging de gehele stad door verkondigen al wat Jezus hem gedaan had.

40. Toen Jezus terugkeerde, wachtte de schare Hem op, want zij zagen allen naar Hem uit.

41. En zie, er kwam een man, genaamd Jaïrus, en deze was een overste der synagoge. En hij viel neder aan de voeten van Jezus en smeekte Hem naar zijn huis te komen,

42. omdat zijn enige dochter, die ongeveer twaalf jaar oud was, op sterven lag. Terwijl Hij erheen ging, drongen de scharen op Hem aan.

43. En een vrouw, die sinds twaalf jaren aan bloedvloeiing leed en door niemand kon genezen worden,

44. kwam van achteren tot Hem en raakte de kwast van zijn kleed aan, en terstond hield haar vloeiing op.

45. En Jezus zeide: Wie is het, die Mij heeft aangeraakt? En terwijl allen het ontkenden, zeide Petrus: Meester, de scharen drukken en verdringen U.

46. Maar Jezus zeide: Iemand heeft Mij aangeraakt, want Ik heb kracht van Mij voelen uitgaan.

47. Toen de vrouw zag, dat zij niet onopgemerkt bleef, kwam zij bevende nader, viel voor Hem neer en verhaalde Hem, voor al het volk, om welke reden zij Hem aangeraakt had en dat zij terstond beter was geworden.

48. En Hij zeide tot haar: Dochter, uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede.

49. Terwijl Hij nog sprak, kwam er iemand van de overste der synagoge met de boodschap: Uw dochter is gestorven, val de Meester niet meer lastig!

Lees verder hoofdstuk Lucas 8