Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 8:1-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En het geschiedde kort daarna, dat Hij van stad tot stad en van dorp tot dorp trok, verkondigende het evangelie van het Koninkrijk Gods, en de twaalven met Hem,

2. en enige vrouwen, die genezen waren van boze geesten en van ziekten: Maria, met de bijnaam: van Magdala, van wie zeven boze geesten uitgegaan waren,

3. en Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, en Susanna en vele andere, die hen dienden met hetgeen zij bezaten.

4. Toen er nu veel volk samenstroomde en uit elke stad mensen tot Hem kwamen, sprak Hij door een gelijkenis:

5. Een zaaier ging uit om zijn zaad te zaaien. En bij het zaaien viel een deel langs de weg en het werd vertrapt en de vogelen des hemels aten het op.

6. En een ander deel viel op de rotsbodem, en toen het opkwam, verdorde het, omdat het geen vochtigheid had.

7. En een ander deel viel midden tussen de dorens, en de dorens kwamen tegelijk op en verstikten het.

8. Een ander deel viel in goede aarde, en toen dat opgekomen was, bracht het honderdvoudige vrucht voort. Dit zeggende, riep Hij: Wie oren heeft om te horen, die hore.

9. Zijn discipelen vroegen Hem, wat de bedoeling van deze gelijkenis was.

10. En Hij zeide: U is het gegeven de geheimenissen van het Koninkrijk Gods te kennen, maar aan de anderen (worden zij gepredikt) in gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien en horende niet begrijpen.

11. Dit is de gelijkenis: Het zaad is het woord Gods.

Lees verder hoofdstuk Lucas 8