Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 6:22-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

22. Zalig zijt gij, wanneer u de mensen haten en wanneer zij u uitstoten,en smaden en uw naam als slecht verwerpen ter wille van de Zoon des mensen.

23. Verblijdt u te dien dage en springt op van vreugde, want, zie, uw loon is groot in de hemel; immers, op dezelfde wijze hebben hun vaderen met de profeten gehandeld.

24. Maar wee u, gij rijken, want gij hebt uw vertroosting reeds.

25. Wee u, die nu overvloed hebt, want gij zult hongeren.Wee u, die nu lacht, want gij zult smart hebben en wenen.

26. Wee u, wanneer alle mensen wèl van u spreken; immers, op dezelfde wijze hebben hun vaderen met de valse profeten gehandeld.

27. Maar tot u, die Mij hoort, zeg ik: Hebt uw vijanden lief, doet wel degenen, die u haten;

28. zegent wie u vervloeken; bidt voor wie u smadelijk behandelen.

29. Slaat iemand u op uw wang, keer hem ook de andere toe, neemt iemand u uw mantel af, laat hem ook het hemd nemen.

30. Vraagt iemand iets van u, geef het hem; neemt iemand het uwe, vraag het niet terug.

31. En gelijk gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun evenzo.

32. En indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat hebt gij vóór? Immers, ook de zondaars hebben lief, die hen liefhebben.

33. Want indien gij goed doet aan wie u goed doen, wat hebt gij vóór? Ook de zondaars doen dat.

Lees verder hoofdstuk Lucas 6