Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 4:8-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Er staat geschreven: Gij zult de Here, uw God, aanbidden en Hem alleen dienen.

9. En hij leidde Hem naar Jeruzalem en stelde Hem op de rand van het dak des tempels en hij zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelf dan vanhier naar beneden;

10. want er staat geschreven: Aan zijn engelen zal Hij opdracht geven aangaande u om u te behoeden,

11. en: Op de handen zullen zij u dragen, opdat gij uw voet niet aan een steen stoot.

12. En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Er is gezegd: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken.

13. En toen de duivel alle verzoeking ten einde had gebracht, week hij van Hem tot een bestemde tijd.

14. En Jezus keerde in de kracht des Geestes terug naar Galilea. En de roep over Hem ging uit door de gehele streek.

15. En Hij leerde in hun synagogen en werd door allen geprezen.

16. En hij kwam te Nazaret, waar Hij opgevoed was, en Hij ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen.

17. En Hem werd het boek van de profeet Jesaja ter hand gesteld en toen Hij het boek geopend had, vond Hij de plaats, waar geschreven is:

18. De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen;

19. en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren.

20. Daarna sloot Hij het boek, gaf het aan de dienaar terug en ging zitten.

21. En de ogen van allen in de synagoge waren op Hem gericht. En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is dit schriftwoord voor uw oren vervuld.

22. En allen betuigden hun instemming met Hem en verwonderden zich over de woorden van genade, die van zijn lippen kwamen en zij zeiden: Is dit niet de zoon van Jozef?

Lees verder hoofdstuk Lucas 4