Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 3:15-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. Toen nu het volk in afwachting was en allen in hun hart overlegden over Johannes, of hij misschien de Christus was,

16. antwoordde Johannes en zeide tot allen: Ik doop u met water, doch Hij komt, die sterker is dan ik, wiens schoenriem ik niet waardig ben los te maken; die zal u dopen met de heilige Geest en met vuur.

17. De wan is in zijn hand om zijn dorsvloer geheel te zuiveren en het graan in zijn schuur bijeen te brengen, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur.

18. Met nog vele andere vermaningen bracht hij aan het volk het evangelie.

19. Toen echter de viervorst Herodes door hem bestraft werd om Herodias, de vrouw van zijn broeder, en om alle wandaden, die Herodes bedreven had,

20. heeft hij dit nog bij al het andere gevoegd, dat hij Johannes in de gevangenis sloot.

21. En het geschiedde, terwijl al het volk gedoopt werd, dat, toen ook Jezus gedoopt werd en in gebed was, de hemel zich opende,

22. en de heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem nederdaalde, en dat er een stem kwam uit de hemel: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde, in U heb Ik mijn welbehagen.

23. En Hij, Jezus, was, toen Hij optrad, ongeveer dertig jaar, een zoon, naar men meende, van Jozef, de zoon van Eli,

24. de zoon van Mattat, de zoon van Levi, de zoon van Melchi, de zoon van Jannai, de zoon van Jozef,

25. de zoon van Mattatias, de zoon van Amos, de zoon van Naüm, de zoon van Hesli, de zoon van Naggai,

26. de zoon van Maät, de zoon van Mattatias, de zoon van Semeïn, de zoon van Josek, de zoon van Joda,

27. de zoon van Joanan, de zoon van Resa, de zoon van Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, de zoon van Neri,

Lees verder hoofdstuk Lucas 3