Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 24:34-50 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

34. en dezen zeiden: De Here is waarlijk opgewekt en is aan Simon verschenen.

35. En zij verhaalden wat onderweg gebeurd was en hoe Hij door hen herkend was bij het breken van het brood.

36. En terwijl zij hierover spraken, stond Hij zelf in hun midden;

37. en zij werden ontzet en verschrikt en meenden een geest te aanschouwen.

38. Doch Hij zeide tot hen: Waarom zijt gij ontsteld en waarom komen er overwegingen op in uw hart?

39. Ziet mijn handen en mijn voeten, dat Ik het zelf ben; betast Mij en ziet, dat een geest geen vlees en beenderen heeft, zoals gij ziet, dat Ik heb.

40. [En bij dit woord toonde Hij hun zijn handen en voeten.]

41. En toen zij het van blijdschap nog niet geloofden en zich verwonderden, zeide Hij tot hen: Hebt gij hier iets te eten?

42. Zij reikten Hem een stuk van een gebakken vis toe.

43. En Hij nam het en at het voor hun ogen.

44. Hij zeide tot hen: Dit zijn mijn woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog bij u was, dat alles wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen moet vervuld worden.

45. Toen opende Hij hun verstand, zodat zij de Schriften begrepen.

46. En Hij zeide tot hen: Aldus staat er geschreven, dat de Christus moest lijden en ten derden dage opstaan uit de doden,

47. en dat in zijn naam moest gepredikt worden bekering tot vergeving der zonden aan alle volken, te beginnen bij Jeruzalem.

48. Gij zijt getuigen van deze dingen.

49. En zie, Ik doe de belofte mijns Vaders op u komen. Maar gij moet in de stad blijven, totdat gij bekleed wordt met kracht uit den hoge.

50. En Hij leidde hen naar buiten tot bij Betanië en Hij hief de handen omhoog en zegende hen.

Lees verder hoofdstuk Lucas 24