Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 24:29-39 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

29. En zij drongen sterk bij Hem aan en zeiden: Blijf bij ons, want het is tegen de avond en de dag is reeds gedaald. En Hij ging binnen om bij hen te blijven.

30. En het geschiedde, toen Hij met hen aanlag, dat Hij het brood nam, de zegen uitsprak, het brak en hun toereikte.

31. En hun ogen werden geopend en zij herkenden Hem; en Hij verdween uit hun midden.

32. En zij zeiden tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, terwijl Hij onderweg tot ons sprak en ons de Schriften opende?

33. En zij stonden op en keerden terzelfder tijd terug naar Jeruzalem en zij vonden de elven en die bij hen waren, vergaderd,

34. en dezen zeiden: De Here is waarlijk opgewekt en is aan Simon verschenen.

35. En zij verhaalden wat onderweg gebeurd was en hoe Hij door hen herkend was bij het breken van het brood.

36. En terwijl zij hierover spraken, stond Hij zelf in hun midden;

37. en zij werden ontzet en verschrikt en meenden een geest te aanschouwen.

38. Doch Hij zeide tot hen: Waarom zijt gij ontsteld en waarom komen er overwegingen op in uw hart?

39. Ziet mijn handen en mijn voeten, dat Ik het zelf ben; betast Mij en ziet, dat een geest geen vlees en beenderen heeft, zoals gij ziet, dat Ik heb.

Lees verder hoofdstuk Lucas 24