Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 24:25-42 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

25. En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben!

26. Moest de Christus dit niet lijden om in zijn heerlijkheid in te gaan?

27. En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had.

28. En zij naderden het dorp, waar zij heengingen, en Hij deed, alsof Hij verder zou gaan.

29. En zij drongen sterk bij Hem aan en zeiden: Blijf bij ons, want het is tegen de avond en de dag is reeds gedaald. En Hij ging binnen om bij hen te blijven.

30. En het geschiedde, toen Hij met hen aanlag, dat Hij het brood nam, de zegen uitsprak, het brak en hun toereikte.

31. En hun ogen werden geopend en zij herkenden Hem; en Hij verdween uit hun midden.

32. En zij zeiden tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, terwijl Hij onderweg tot ons sprak en ons de Schriften opende?

33. En zij stonden op en keerden terzelfder tijd terug naar Jeruzalem en zij vonden de elven en die bij hen waren, vergaderd,

34. en dezen zeiden: De Here is waarlijk opgewekt en is aan Simon verschenen.

35. En zij verhaalden wat onderweg gebeurd was en hoe Hij door hen herkend was bij het breken van het brood.

36. En terwijl zij hierover spraken, stond Hij zelf in hun midden;

37. en zij werden ontzet en verschrikt en meenden een geest te aanschouwen.

38. Doch Hij zeide tot hen: Waarom zijt gij ontsteld en waarom komen er overwegingen op in uw hart?

39. Ziet mijn handen en mijn voeten, dat Ik het zelf ben; betast Mij en ziet, dat een geest geen vlees en beenderen heeft, zoals gij ziet, dat Ik heb.

40. [En bij dit woord toonde Hij hun zijn handen en voeten.]

41. En toen zij het van blijdschap nog niet geloofden en zich verwonderden, zeide Hij tot hen: Hebt gij hier iets te eten?

42. Zij reikten Hem een stuk van een gebakken vis toe.

Lees verder hoofdstuk Lucas 24