Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 2:9-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. En opeens stond een engel des Heren bij hen en de heerlijkheid des Heren omstraalde hen, en zij vreesden met grote vreze.

10. En de engel zeide tot hen: Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen:

11. U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David.

12. En dit zij u het teken: Gij zult een kind vinden in doeken gewikkeld en liggende in een kribbe.

13. En plotseling was er bij de engel een grote hemelse legermacht, die God loofde, zeggende:

14. Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde bij mensen des welbehagens.

15. En het geschiedde, toen de engelen van hen heengevaren waren naar de hemel, dat de herders tot elkander spraken: Laten wij dan naar Betlehem gaan om te zien hetgeen geschied is en ons door de Here is bekendgemaakt.

16. En zij gingen haastig en vonden Maria en Jozef, en het kind liggende in de kribbe.

17. En toen zij het gezien hadden, maakten zij bekend hetgeen tot hen gesproken was over dit kind.

18. En allen, die ervan hoorden, verbaasden zich over hetgeen door de herders tot hen gezegd werd.

19. Doch Maria bewaarde al deze woorden, die overwegende in haar hart.

20. En de herders keerden terug, God lovende en prijzende om alles wat zij hadden gehoord en gezien, gelijk het hun gezegd was.

21. En toen acht dagen vervuld waren, zodat zij Hem moesten besnijden, ontving Hij ook de naam Jezus, die door de engel genoemd was, eer Hij in de moederschoot was ontvangen.

22. En toen de dagen hunner reiniging naar de wet van Mozes vervuld waren, brachten zij Hem naar Jeruzalem om Hem de Here voor te stellen,

23. gelijk geschreven staat in de wet des Heren: Al het eerstgeborene van het mannelijke geslacht zal heilig heten voor de Here,

Lees verder hoofdstuk Lucas 2