Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 2:38-50 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

38. En zij kwam op datzelfde ogenblik daarbij staan, en zij loofde mede God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten.

39. En toen zij alles volbracht hadden, wat volgens de wet des Heren te doen was, keerden zij terug naar Galilea, naar hun stad Nazaret.

40. Het kind groeide op en werd krachtig, en het werd vervuld met wijsheid, en de genade Gods was op Hem.

41. En zijn ouders reisden elk jaar naar Jeruzalem, op het Paasfeest.

42. En toen Hij twaalf jaar was geworden en zij, zoals dit bij het feest gebruikelijk was, optrokken,

43. en de feestdagen voleindigd hadden, bleef het kind Jezus bij hun terugreis te Jeruzalem achter, en zijn ouders bemerkten het niet.

44. Daar zij vermoedden, dat Hij bij het reisgezelschap was, gingen zij één dagreis ver en zochten Hem onder de verwanten en bekenden.

45. En toen zij Hem niet vonden, keerden zij terug naar Jeruzalem, Hem zoekende.

46. En het geschiedde na drie dagen, dat zij Hem vonden in de tempel, waar Hij zat te midden der leraren, terwijl Hij naar hen hoorde en hun vragen stelde.

47. Allen nu, die Hem hoorden, waren verbaasd over zijn verstand en zijn antwoorden.

48. En toen zij Hem zagen, stonden zij versteld en zijn moeder zeide tot Hem: Kind, waarom hebt Gij ons dit aangedaan? Zie, uw vader en ik zoeken U met smart!

49. En Hij zeide tot hen: Waarom hebt gij naar Mij gezocht? Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen mijns Vaders?

50. En zij begrepen het woord niet, dat Hij tot hen sprak.

Lees verder hoofdstuk Lucas 2