Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 2:28-39 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

28. nam ook hij het in zijn armen en hij loofde God en zeide:

29. Nu laat Gij, Here, uw dienstknecht gaan in vrede, naar uw woord,

30. want mijn ogen hebben uw heil gezien,

31. dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken:

32. licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël.

33. En zijn vader en zijn moeder stonden verwonderd over hetgeen van Hem gezegd werd.

34. En Simeon zegende hen en zeide tot Maria, zijn moeder: Zie, deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israël en tot een teken, dat weersproken wordt

35. – en door uw eigen ziel zal een zwaard gaan –, opdat de overleggingen uit vele harten openbaar worden.

36. Ook was daar Hanna, een profetes, een dochter van Fanuël, uit de stam Aser. Zij was op hoge leeftijd gekomen, nadat zij met haar man na haar huwelijksdag zeven jaren had geleefd,

37. en nu was zij weduwe, ongeveer vierentachtig jaar oud, en zij diende God onafgebroken in de tempel, met vasten en bidden, nacht en dag.

38. En zij kwam op datzelfde ogenblik daarbij staan, en zij loofde mede God en sprak over Hem tot allen, die voor Jeruzalem verlossing verwachtten.

39. En toen zij alles volbracht hadden, wat volgens de wet des Heren te doen was, keerden zij terug naar Galilea, naar hun stad Nazaret.

Lees verder hoofdstuk Lucas 2