Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 19:23-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

23. Waarom hebt gij dan mijn geld niet bij de bank gegeven? Dan zou ik het bij mijn komst met rente opgevraagd hebben.

24. En hij zeide tot degenen, die bij hem stonden: Neemt hem het pond af en geeft het hem, die de tien ponden heeft.

25. En zij zeiden tot hem: Heer, hij heeft al tien ponden.

26. Ik zeg u, aan een ieder, die heeft, zal gegeven worden, en hem, die niet heeft, zal ontnomen worden ook wat hij heeft.

27. Doch die vijanden van mij, die niet wilden, dat ik over hen koning werd, brengt hen hier en slacht ze voor mijn ogen.

28. En toen Hij dit gezegd had, ging Hij hun voor om op te gaan naar Jeruzalem.

29. En het geschiedde, toen Hij dicht bij Betfage en Betanië kwam, bij de berg, genaamd Olijfberg, dat Hij twee van zijn discipelen uitzond,

30. en zeide: Gaat naar het dorp hiertegenover en als gij het binnenkomt, zult gij daar een veulen vastgebonden vinden, waarop nog nooit iemand gezeten heeft; maakt het los en brengt het hier.

31. En indien iemand u vraagt: Waarom maakt gij het los? zegt dan: De Here heeft het nodig.

Lees verder hoofdstuk Lucas 19