Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 18:34-39 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

34. En zij begrepen niets van deze dingen en dit woord bleef hun duister en zij wisten niet, waarvan gesproken werd.

35. Het geschiedde nu, toen Hij in de nabijheid van Jericho kwam, dat een blinde aan de weg zat te bedelen.

36. Toen deze hoorde, dat er een schare voorbijging, vroeg hij, wat dit was.

37. En zij vertelden hem, dat Jezus de Nazoreeër voorbijkwam.

38. En hij riep en zeide: Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!

39. En die vooraan liepen, bestraften hem, dat hij zwijgen zou. Maar hij schreeuwde des te meer: Zoon van David, heb medelijden met mij!

Lees verder hoofdstuk Lucas 18