Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 18:29-43 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

29. En Hij zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, er is niemand, die huis of vrouw of broeders of ouders of kinderen heeft prijsgegeven om het Koninkrijk Gods,

30. of hij zal vele malen meer ontvangen in deze tijd en in de toekomende eeuw het eeuwige leven.

31. Hij nam de twaalven terzijde en sprak tot hen: Zie, wij gaan op naar Jeruzalem, en al wat door de profeten geschreven is, zal aan de Zoon des mensen volbracht worden.

32. Want Hij zal overgeleverd worden aan de heidenen en bespot en gesmaad en bespuwd worden,

33. en zij zullen Hem geselen en doden, en ten derden dage zal Hij opstaan.

34. En zij begrepen niets van deze dingen en dit woord bleef hun duister en zij wisten niet, waarvan gesproken werd.

35. Het geschiedde nu, toen Hij in de nabijheid van Jericho kwam, dat een blinde aan de weg zat te bedelen.

36. Toen deze hoorde, dat er een schare voorbijging, vroeg hij, wat dit was.

37. En zij vertelden hem, dat Jezus de Nazoreeër voorbijkwam.

38. En hij riep en zeide: Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!

39. En die vooraan liepen, bestraften hem, dat hij zwijgen zou. Maar hij schreeuwde des te meer: Zoon van David, heb medelijden met mij!

40. Jezus nu stond stil en liet hem bij Zich brengen. Toen hij naderbij gekomen was,

41. vroeg Hij hem: Wat wilt gij, dat Ik u doen zal? Hij zeide: Here, dat ik ziende worde!

42. En Jezus zeide tot hem: Word ziende; uw geloof heeft u behouden.

43. En terstond werd hij ziende en hij volgde Hem, God lovende. En al het volk zag het en gaf Gode lof.

Lees verder hoofdstuk Lucas 18