Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 18:18-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. En een hooggeplaatst man vroeg Hem en zeide: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?

19. Jezus zeide tot hem: Waarom noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan God alleen.

20. Gij kent de geboden: Gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven, eer uw vader en moeder.

21. Hij zeide: Dat alles heb ik van jongs af in acht genomen.

22. Toen Jezus dat hoorde, zeide Hij tot hem: Nog één ding komt gij te kort: verkoop alles wat gij bezit, en verdeel het onder de armen, en gij zult een schat hebben in de hemelen, en kom hier, volg Mij.

23. Toen hij dat hoorde, werd hij diep bedroefd, want hij was zeer rijk.

24. En Jezus zag hem aan en zeide: Hoe moeilijk kunnen zij, die geld hebben, in het Koninkrijk Gods ingaan.

Lees verder hoofdstuk Lucas 18