Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 16:11-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. Indien gij dus niet getrouw geweest zijt ten aanzien van de onrechtvaardige Mammon, wie zal u dan het ware goed toevertrouwen?

12. En indien gij niet getrouw geweest zijt ten aanzien van het goed van een ander, wie zal u het onze geven?

13. Geen slaaf kan twee heren dienen, want hij zal òf de ene haten en de andere liefhebben, òf zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen èn Mammon.

14. Dit alles hoorden de Farizeeën, die geldzuchtig waren, en zij hoonden Hem.

15. En Hij zeide tot hen: Gij zijt het, die voor rechtvaardig wilt doorgaan voor de mensen, maar God kent uw harten. Want wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God.

16. De wet en de profeten gaan tot Johannes; sinds die tijd wordt het evangelie gepredikt van het Koninkrijk Gods en ieder dringt zich erin.

17. Gemakkelijker zouden hemel en aarde vergaan, dan dat er van de wet één tittel zou vallen.

18. En ieder, die zijn vrouw wegzendt, en een andere trouwt, pleegt echtbreuk; en wie een vrouw, die door haar man weggezonden is, trouwt, pleegt echtbreuk.

19. En er was een rijk man, die gekleed ging in purper en fijn linnen en elke dag schitterend feest hield.

20. En er was een bedelaar, Lazarus genaamd, vol zweren,

Lees verder hoofdstuk Lucas 16