Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 15:11-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. En Hij zeide: Iemand had twee zonen.

12. De jongste van hen zeide tot zijn vader: Vader, geef mij het deel van ons vermogen, dat mij toekomt. En hij verdeelde het bezit onder hen.

13. En weinige dagen later maakte de jongste zoon alles te gelde en ging op reis naar een ver land, waar hij zijn vermogen verkwistte in een leven van overdaad.

14. Toen hij er alles doorgebracht had, kwam er een zware hongersnood over dat land en hij begon gebrek te lijden.

15. En hij trok er op uit en drong zich op aan een der burgers van dat land en die zond hem naar het veld om zijn varkens te hoeden.

16. En hij begeerde zijn buik te vullen met de schillen, die de varkens aten, doch niemand gaf ze hem.

17. Toen kwam hij tot zichzelf en zeide: Hoeveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed en ik kom hier om van de honger.

18. Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan en tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u,

19. ik ben niet meer waard uw zoon te heten; stel mij gelijk met een uwer dagloners.

Lees verder hoofdstuk Lucas 15