Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 14:21-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

21. En de slaaf kwam terug en berichtte zijn heer deze dingen. Toen werd de heer des huizes toornig en zeide tot zijn slaaf: Ga aanstonds de straten en stegen der stad in en breng de bedelaars en misvormden en blinden en lammen hier.

22. En de slaaf zeide: Heer, wat gij hebt opgedragen, is geschied en nog is er plaats.

23. En de heer zeide tot de slaaf: Ga de wegen en de paden op en dwing hen binnen te komen, want mijn huis moet vol worden.

24. Want ik zeg u: Niemand van die mannen, welke genodigd waren, zal van mijn maaltijd proeven.

25. Vele scharen reisden met Hem mede, en Zich omkerende zeide Hij tot hen:

26. Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn.

27. Wie niet zijn kruis draagt en achter Mij komt, kan mijn discipel niet zijn.

28. Want wie van u, die een toren wil bouwen, zet zich niet eerst neder om de kosten te berekenen, of hij het werk zal kunnen volbrengen?

29. Anders zouden, als hij de fundering gemaakt had, en het werk niet kon voltooien, allen, die het zagen, beginnen hem te bespotten,

30. zeggende: Die man begon te bouwen, maar hij kon het niet voltooien.

31. Of, welke koning, die tegen een andere koning wil optrekken om met hem tot een treffen te komen, zet zich niet eerst neder om te beraadslagen, of hij in staat is met tienduizend man iemand te ontmoeten, die met twintigduizend tegen hem optrekt?

Lees verder hoofdstuk Lucas 14