Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 12:34-47 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

34. Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.

35. Laten uw lendenen omgord zijn en uw lampen brandende.

36. En gij, weest gelijk aan mensen, die op hun heer wachten, wanneer hij van de bruiloft wederkeert, om hem, als hij komt en klopt, terstond te kunnen opendoen.

37. Zalig die slaven, die de heer bij zijn komst wakende zal aantreffen. Voorwaar, Ik zeg u, hij zal zich omgorden en hen aan tafel nodigen, en bij hen komen om hen te bedienen.

38. En wanneer hij in de tweede of in de derde nachtwake komt en hen zó aantreft, zalig zijn zij.

39. Maar weet dit: Als de heer des huizes geweten had, op welk uur de dief zou komen, hij zou in zijn huis niet hebben laten inbreken.

40. Weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen.

41. En Petrus zeide: Heer, zegt Gij met het oog op ons deze gelijkenis, of ook met het oog op allen?

42. En de Here zeide: Wie is dan de trouwe, de verstandige rentmeester, die de heer over zijn bedienden zal stellen om hun op tijd hun deel te geven?

43. Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zó bezig zal vinden.

44. Waarlijk, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezit zal stellen.

45. Maar als die slaaf in zijn hart zou zeggen: Mijn heer blijft lang uit, en hij zou beginnen de slaven en slavinnen te slaan, en te eten, en te drinken en dronken te zijn,

46. dan zal de heer van die slaaf komen op een dag, dat hij het niet verwacht en op een uur, dat hij niet weet, en hij zal hem folteren en hem in het lot der trouwelozen doen delen.

47. Die slaaf nu, die de wil van zijn heer kende en geen toebereidselen getroffen heeft, of niet gedaan heeft naar de wil van zijn heer, zal vele slagen ontvangen.

Lees verder hoofdstuk Lucas 12