Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 12:2-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

2. Er is niets bedekt, of het zal geopenbaard worden, en verborgen, of het zal bekend worden.

3. Daarom, al wat gij in het donker gesproken hebt, zal in het licht gehoord worden en wat gij aan het oor gezegd hebt, in de binnenkamer, zal van de daken gepredikt worden.

4. Ik zeg u, mijn vrienden, vreest hen niet, die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen.

5. Ik zal u tonen, wie gij vrezen moet. Vreest Hem, die, nadat Hij gedood heeft, macht heeft om in de hel te werpen. Voorwaar, Ik zeg u, vreest Hem!

6. Worden niet vijf mussen verkocht voor twee duiten, en niet één van die is vergeten voor God.

7. Ja, zelfs de haren van uw hoofd zijn alle geteld. Weest niet bevreesd: gij gaat vele mussen te boven.

8. Ik zeg u: Een ieder, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook de Zoon des mensen belijden voor de engelen Gods;

9. maar wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal verloochend worden voor de engelen Gods.

10. En een ieder, die een woord zal spreken tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar wie tegen de heilige Geest zal lasteren, het zal hem niet vergeven worden.

11. Wanneer zij u brengen voor de synagogen en voor de overheden en de machthebbers, maakt u niet bezorgd, hoe of wat gij ter verdediging moet spreken.

12. Want de heilige Geest zal u op het eigen ogenblik leren, wat gij zeggen moet.

13. Iemand uit de schare zeide tot Hem: Meester, zeg tot mijn broeder, dat hij de erfenis met mij dele.

14. Hij echter zeide tot hem: Mens, wie heeft Mij tot rechter of scheidsman over u aangesteld?

15. Hij zeide tot hen: Ziet toe, dat gij u wacht voor alle hebzucht, want ook als iemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit.

16. En Hij sprak tot hen een gelijkenis en zeide: Het land van een rijk man had veel opgebracht.

17. En hij overlegde bij zichzelf en zeide: Wat moet ik doen, want ik heb geen ruimte om mijn vruchten te bergen.

18. En hij zeide: Dit zal ik doen: ik zal mijn schuren afbreken en grotere bouwen en ik zal daarin al het koren en al mijn goederen bergen.

19. En ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel, gij hebt vele goederen liggen, opgetast voor vele jaren, houd rust, eet, drink en wees vrolijk.

20. Maar God zeide tot hem: Gij dwaas, in deze eigen nacht wordt uw ziel van u afgeëist en wat gij gereedgemaakt hebt, voor wie zal het zijn?

21. Zó vergaat het hem, die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in God.

Lees verder hoofdstuk Lucas 12