Oude Testament

Nieuwe Testament

Lucas 10:21-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

21. Terzelfder tijd verblijdde Hij Zich door de heilige Geest en zeide: Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard. Ja, Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U.

22. Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand weet, wie de Zoon is, dan de Vader, en wie de Vader is, dan de Zoon, en wie de Zoon het wil openbaren.

23. En Zich afzonderlijk tot de discipelen wendende, zeide Hij: Zalig de ogen, die zien, wat gij ziet.

24. Want Ik zeg u: Vele profeten en koningen hebben willen zien, wat gij ziet, en zij hebben het niet gezien, en horen, wat gij hoort, en zij hebben het niet gehoord.

25. En zie, een wetgeleerde stond op om Hem te verzoeken en zeide: Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?

26. En Hij zeide tot hem: Wat staat in de wet geschreven? Hoe leest gij?

27. Hij antwoordde en zeide: Gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met geheel uw verstand, en uw naaste als uzelf.

28. En Hij zeide tot hem: Gij hebt juist geantwoord; doe dat en gij zult leven.

Lees verder hoofdstuk Lucas 10