Oude Testament

Nieuwe Testament

Kolossenzen 4:9-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. samen met Onesimus, mijn getrouwe en geliefde broeder, die een der uwen is. Zij zullen u van alle omstandigheden hier op de hoogte brengen.

10. Aristarchus, mijn medegevangene, laat u groeten, en Marcus, de neef van Barnabas – over hem hebt gij opdracht gekregen; ontvangt hem, indien hij bij u mocht komen –

11. en Jezus genaamd Justus, de enigen uit de besnedenen, die mijn medewerkers zijn voor het Koninkrijk Gods, en die mij dan ook tot troost zijn geweest.

12. Epafras laat u groeten, die een der uwen is, een dienstknecht van Christus Jezus, altijd in zijn gebeden voor u worstelende, dat gij moogt staan, volmaakt en verzekerd bij alles wat God wil.

13. Want ik kan van hem getuigen, dat hij zich veel moeite heeft gegeven voor u en voor hen, die te Laodicea en te Hiërapolis zijn.

14. De geliefde geneesheer Lucas en ook Demas laten u groeten.

15. Groet de broeders te Laodicea; ook Nymfa met de gemeente bij haar aan huis.

16. En wanneer deze brief bij u is voorgelezen, zorgt dan, dat hij ook in de gemeente te Laodicea voorgelezen wordt en dat ook gij die van Laodicea u laat voorlezen.

17. En zegt tot Archippus: Zorg dat gij de bediening, die gij in de Here aanvaard hebt, ook vervult.

18. Een eigenhandige groet van mij, Paulus. Gedenkt mijn gevangenschap. De genade zij met u.

Lees verder hoofdstuk Kolossenzen 4