Oude Testament

Nieuwe Testament

Kolossenzen 4:1-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Heren, betracht jegens uw slaven recht en billijkheid; gij weet toch, dat ook gij een heer in de hemel hebt.

2. Volhardt in het gebed, weest daarbij waakzaam en dankt

3. en bidt tevens voor ons, dat God een deur voor ons woord opene, om te spreken van het geheimenis van Christus, ter wille waarvan ik ook gevangen zit.

4. Dan zal ik het zó in het licht stellen, als ik het behoor te spreken.

5. Gedraagt u als wijzen ten opzichte van hen die buiten staan, maakt u de gelegenheid ten nutte.

6. Uw spreken zij te allen tijde aangenaam, niet zouteloos; gij moet weten, hoe gij aan ieder het juiste antwoord moet geven.

7. Van al mijn omstandigheden zal Tychikus, mijn geliefde broeder en getrouwe dienaar en mededienstknecht in de Here, u op de hoogte brengen.

8. Ik heb hem juist daarom tot u gezonden, dat gij zoudt vernemen, hoe het met ons staat en dat hij uw hart vertrooste,

9. samen met Onesimus, mijn getrouwe en geliefde broeder, die een der uwen is. Zij zullen u van alle omstandigheden hier op de hoogte brengen.

Lees verder hoofdstuk Kolossenzen 4