Oude Testament

Nieuwe Testament

Kolossenzen 3:8-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Maar thans moet ook gij dit alles wegdoen: toorn, heftigheid, kwaadaardigheid, laster en vuile taal uit uw mond.

9. Liegt niet meer tegen elkander, daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd,

10. en de nieuwe aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper,

11. waarbij geen onderscheid is tussen Griek en Jood, besneden of onbesneden, barbaar en Skyth, slaaf en vrije, maar alles en in allen is Christus.

12. Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld.

13. Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo.

14. En doet bij dit alles de liefde aan, als de band der volmaaktheid.

15. En de vrede van Christus, tot welke gij immers in één lichaam geroepen zijt, regere in uw harten; en weest dankbaar.

16. Het woord van Christus wone rijkelijk in u, zodat gij in alle wijsheid elkander leert en terechtwijst en met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen zingende, Gode dank brengt in uw harten.

17. En al wat gij doet met woord of werk, doet het alles in de naam des Heren Jezus, God, de Vader, dankende door Hem!

18. Vrouwen, weest uw man onderdanig, gelijk het betaamt in de Here.

19. Mannen, hebt uw vrouw lief en weest niet ruw tegen haar.

20. Kinderen, gehoorzaamt uw ouders in alles, want dit is welbehaaglijk in de Here.

21. Vaders, prikkelt uw kinderen niet, opdat zij niet moedeloos worden.

Lees verder hoofdstuk Kolossenzen 3