Oude Testament

Nieuwe Testament

Kolossenzen 3:4-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid.

5. Doodt dan de leden, die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die niet anders is dan afgoderij,

6. om welke dingen de toorn Gods komt.

7. Daarin hebt ook gij eertijds gewandeld, toen gij erin leefdet.

8. Maar thans moet ook gij dit alles wegdoen: toorn, heftigheid, kwaadaardigheid, laster en vuile taal uit uw mond.

9. Liegt niet meer tegen elkander, daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd,

10. en de nieuwe aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper,

11. waarbij geen onderscheid is tussen Griek en Jood, besneden of onbesneden, barbaar en Skyth, slaaf en vrije, maar alles en in allen is Christus.

12. Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld.

13. Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo.

14. En doet bij dit alles de liefde aan, als de band der volmaaktheid.

15. En de vrede van Christus, tot welke gij immers in één lichaam geroepen zijt, regere in uw harten; en weest dankbaar.

Lees verder hoofdstuk Kolossenzen 3