Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 9:27-41 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

27. Hij antwoordde hun: Ik heb het u al gezegd, en gij hebt er niet naar gehoord; waarom wilt gij het opnieuw horen? Wilt gij soms ook discipelen van Hem worden?

28. En zij scholden hem uit en zeiden: Gij zijt een discipel van Hem, maar wij zijn discipelen van Mozes;

29. wij weten, dat God tot Mozes gesproken heeft, maar van deze weten wij niet, vanwaar Hij komt.

30. De man antwoordde en zeide tot hen: Hierin is toch iets wonderlijks, dat gij niet weet, vanwaar Hij komt, maar mijn ogen heeft Hij geopend.

31. Wij weten, dat God naar zondaars niet hoort, maar is iemand godvruchtig, en doet hij zijn wil, die verhoort Hij.

32. Van eeuwigheid is het niet gehoord, dat iemand de ogen van een blindgeborene geopend heeft.

33. Als deze niet van God was gekomen, Hij had niets kunnen doen.

34. Zij antwoordden en zeiden tot hem: Gij zijt geheel in zonden geboren en wilt gij ons leren? En zij wierpen hem uit.

35. Jezus hoorde, dat zij hem uitgeworpen hadden, en Hij zeide, toen Hij hem aantrof: Gelooft gij in de Zoon des mensen?

36. Hij antwoordde en zeide: En wie is Hij, Here, dat ik in Hem moge geloven?

37. Jezus zeide tot hem: Gij hebt Hem niet slechts gezien, maar die met u spreekt, die is het.

38. Hij zeide: Ik geloof, Here, en hij wierp zich voor Hem neder.

39. En Jezus zeide: Tot een oordeel ben Ik in deze wereld gekomen, opdat wie niet zien, zien mogen, en wie zien, blind worden.

40. Dit hoorden sommigen uit de Farizeeën, die bij Hem waren, en zij zeiden tot Hem: Zijn wij soms ook blind?

41. Jezus zeide tot hen: Indien gij blind waart, zoudt gij geen zonde hebben; maar nu zegt gij: Wij zien; daarom blijft uw zonde.

Lees verder hoofdstuk Johannes 9