Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 7:14-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. Doch toen het feest reeds op de helft was, ging Jezus op naar de tempel en leerde.

15. De Joden dan verbaasden zich en zeiden: Hoe is deze zo geleerd zonder onderricht te hebben ontvangen?

16. Jezus antwoordde hun en zeide: Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft;

17. indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek.

18. Wie uit zichzelf spreekt, zoekt zijn eigen eer, maar wie de eer zoekt van zijn zender, die is waar en er is geen onrecht in hem.

19. Heeft Mozes u niet de wet gegeven? En niemand van u doet de wet. Waartoe tracht gij Mij te doden?

20. De schare antwoordde: Gij zijt bezeten; wie tracht U te doden?

21. Jezus antwoordde en zeide tot hen: Eén werk heb Ik verricht en gij verwondert u allen.

22. Daarom: Mozes heeft u de besnijdenis gegeven – niet, dat zij van Mozes komt, maar van de vaderen – en gij besnijdt een mens op sabbat.

23. Als een mens op sabbat de besnijdenis ontvangt, opdat de wet van Mozes niet verbroken worde, zijt gij dan op Mij vertoornd, omdat Ik op sabbat een gehele mens gezond gemaakt heb?

24. Oordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt met een rechtvaardig oordeel.

Lees verder hoofdstuk Johannes 7