Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 6:49-67 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

49. Uw vaderen hebben in de woestijn het manna gegeten en zij zijn gestorven;

50. dit is het brood, dat uit de hemel nederdaalt, opdat wie ervan eet, niet sterve.

51. Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld.

52. De Joden dan streden onderling en zeiden: Hoe kan deze ons zijn vlees te eten geven?

53. Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf.

54. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.

55. Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank.

56. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem.

57. Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft en Ik leef door de Vader, zo zal ook hij, die Mij eet, leven door Mij.

58. Dit is het brood, dat uit de hemel nedergedaald is; niet gelijk de vaderen gegeten hebben en gestorven zijn; wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.

59. Dit zeide Hij, lerende in de synagoge te Kafarnaüm.

60. Vele dan van zijn discipelen hoorden dit en zeiden: Deze rede is hard; wie kan haar aanhoren?

61. Jezus nu wist bij Zichzelf, dat zijn discipelen hierover morden, en Hij zeide tot hen: Geeft u dit aanstoot?

62. Wat dan, indien gij de Zoon des mensen daarheen zaagt opvaren, waar Hij tevoren was?

63. De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven.

64. Maar er zijn sommigen onder u, die niet geloven. Want Jezus wist van den beginne, wie het waren, die niet geloofden, en wie het was, die Hem verraden zou.

65. En Hij zeide: Daarom heb Ik u gezegd, dat niemand tot Mij komen kan, tenzij het hem van de Vader gegeven zij.

66. Van toen af keerden vele van zijn discipelen terug en gingen niet langer met Hem mede.

67. Jezus zeide dan tot de twaalven: Gij wilt toch ook niet weggaan?

Lees verder hoofdstuk Johannes 6