Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 5:22-41 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

22. Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon gegeven,

23. opdat allen de Zoon eren gelijk zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet, die Hem gezonden heeft.

24. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven.

25. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de ure komt en is nu, dat de doden naar de stem van de Zoon van God zullen horen, en die haar horen, zullen leven.

26. Want gelijk de Vader leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de Zoon gegeven, leven te hebben in Zichzelf.

27. En Hij heeft Hem macht gegeven om gericht te houden, omdat Hij de Zoon des mensen is.

28. Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen,

29. en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel.

30. Ik kan van Mijzelf niets doen; gelijk Ik hoor, oordeel Ik, en mijn oordeel is rechtvaardig, want Ik zoek niet mijn wil, doch de wil van Hem, die Mij gezonden heeft.

31. Indien Ik getuig van Mijzelf, is mijn getuigenis niet waar;

32. een ander is het, die van Mij getuigt, en Ik weet, dat het getuigenis, dat Hij van Mij aflegt, waar is.

33. Gij hebt tot Johannes gezonden en hij heeft van de waarheid getuigd;

34. maar Ik behoef het getuigenis van een mens niet, doch Ik zeg dit, opdat gij behouden wordt.

35. Hij was de brandende en schijnende lamp en gij hebt u een tijdlang in zijn licht willen verheugen.

36. Maar Ik heb een getuigenis, gewichtiger dan dat van Johannes; want de werken, die Mij de Vader gegeven heeft om te volbrengen, juist die werken, die Ik doe, getuigen van Mij, dat de Vader Mij gezonden heeft.

37. En de Vader, die Mij gezonden heeft, die heeft van Mij getuigenis gegeven. Gij hebt nooit zijn stem gehoord of zijn gedaante gezien,

38. en zijn woord hebt gij niet blijvend in u, want die Hij gezonden heeft, gelooft gij niet.

39. Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen,

40. en toch wilt gij niet tot Mij komen om leven te hebben.

41. Eer van mensen behoef Ik niet,

Lees verder hoofdstuk Johannes 5