Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 20:16-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. Jezus zeide tot haar: Maria! Zij keerde zich om en zeide tot Hem in het Hebreeuws: Rabboeni, dat wil zeggen: Meester!

17. Jezus zeide tot haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar de Vader; maar ga naar mijn broeders en zeg hun: Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God.

18. Maria van Magdala ging heen en boodschapte de discipelen, dat zij de Here had gezien en dat Hij haar dit gezegd had.

19. Toen het dan avond was op die eerste dag der week en ter plaatse, waar de discipelen zich bevonden, de deuren gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus en stond in hun midden en zeide tot hen: Vrede zij u!

20. En na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De discipelen dan waren verblijd, toen zij de Here zagen.

21. [Jezus] dan zeide nogmaals tot hen: Vrede zij u! Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u.

22. En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de heilige Geest.

Lees verder hoofdstuk Johannes 20