Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 13:1-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En vóór het Paasfeest, toen Jezus wist, dat zijn ure gekomen was om uit deze wereld over te gaan tot de Vader, heeft Hij de zijnen, die Hij in de wereld liefhad, liefgehad tot het einde.

2. En onder de maaltijd, toen de duivel reeds Judas, Simons zoon Iskariot, in het hart had gegeven Hem te verraden,

3. stond Hij, wetende, dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God uitgegaan was en tot God heenging, van de maaltijd op,

4. en Hij legde zijn klederen af en nam een linnen doek en omgordde Zich daarmede.

5. Daarna deed Hij water in het bekken en begon de voeten der discipelen te wassen, en af te drogen met de doek, waarmede Hij omgord was.

6. Hij kwam dan bij Simon Petrus. Deze zeide tot Hem: Here, wilt Gij mij de voeten wassen?

7. Jezus antwoordde en zeide tot hem: Wat Ik doe, weet gij nu niet, maar gij zult het later verstaan.

8. Petrus zeide tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in eeuwigheid! Jezus antwoordde hem: Indien Ik u niet was, hebt gij geen deel aan Mij.

9. Simon Petrus zeide tot Hem: Here, niet alleen mijn voeten, maar ook de handen en het hoofd!

Lees verder hoofdstuk Johannes 13