Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 12:7-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. Jezus dan zeide: Laat haar begaan en het bewaren voor de dag mijner begrafenis;

8. want de armen hebt gij altijd bij u, maar Mij hebt gij niet altijd.

9. De grote menigte uit de Joden dan kwam te weten, dat Hij daar was, en zij kwamen niet alleen om Jezus, maar ook opdat zij Lazarus zouden zien, die Hij uit de doden had opgewekt.

10. En de overpriesters beraadslaagden om ook Lazarus te doden,

11. daar vele der Joden ter wille van hém kwamen en in Jezus geloofden.

12. De volgende dag, toen de grote menigte, die voor het feest gekomen was, hoorde, dat Jezus naar Jeruzalem kwam,

13. namen zij palmtakken, gingen uit Hem tegemoet, en riepen:Hosanna, gezegend Hij, die komt in de naam des Heren!en: De koning van Israël!

14. En Jezus vond een jonge ezel en Hij ging erop zitten, gelijk geschreven is:

15. Wees niet bevreesd, dochter Sions, zie, uw Koning komt, gezeten op het veulen van een ezel.

16. Dit begrepen zijn discipelen aanvankelijk niet, maar toen Jezus verheerlijkt was, toen herinnerden zij zich, dat dit met het oog op Hem geschreven was en dat zij dit met Hem gedaan hadden.

17. De schare dan, die bij Hem was geweest, toen Hij Lazarus uit het graf geroepen en hem uit de doden opgewekt had, getuigde daarvan.

18. Daarom ging de schare Hem ook tegemoet, omdat zij gehoord hadden, dat Hij dit teken gedaan had.

19. De Farizeeën dan zeiden tot elkander: Gij ziet voor uw ogen, dat gij niets bereikt; zie, de gehele wereld loopt Hem na.

20. Er waren enige Grieken onder hen, die opgingen om op het feest te aanbidden:

21. dezen dan gingen tot Filippus, die van Betsaïda in Galilea was, en vroegen hem en zeiden: Heer, wij zouden Jezus wel willen zien.

22. Filippus ging en zeide het aan Andreas; Andreas en Filippus gingen en zeiden het aan Jezus.

23. Maar Jezus antwoordde hun en zeide: De ure is gekomen, dat de Zoon des mensen moet verheerlijkt worden.

24. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, indien de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op zichzelf; maar indien zij sterft, brengt zij veel vrucht voort.

Lees verder hoofdstuk Johannes 12