Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 12:10-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. En de overpriesters beraadslaagden om ook Lazarus te doden,

11. daar vele der Joden ter wille van hém kwamen en in Jezus geloofden.

12. De volgende dag, toen de grote menigte, die voor het feest gekomen was, hoorde, dat Jezus naar Jeruzalem kwam,

13. namen zij palmtakken, gingen uit Hem tegemoet, en riepen:Hosanna, gezegend Hij, die komt in de naam des Heren!en: De koning van Israël!

14. En Jezus vond een jonge ezel en Hij ging erop zitten, gelijk geschreven is:

15. Wees niet bevreesd, dochter Sions, zie, uw Koning komt, gezeten op het veulen van een ezel.

16. Dit begrepen zijn discipelen aanvankelijk niet, maar toen Jezus verheerlijkt was, toen herinnerden zij zich, dat dit met het oog op Hem geschreven was en dat zij dit met Hem gedaan hadden.

17. De schare dan, die bij Hem was geweest, toen Hij Lazarus uit het graf geroepen en hem uit de doden opgewekt had, getuigde daarvan.

18. Daarom ging de schare Hem ook tegemoet, omdat zij gehoord hadden, dat Hij dit teken gedaan had.

19. De Farizeeën dan zeiden tot elkander: Gij ziet voor uw ogen, dat gij niets bereikt; zie, de gehele wereld loopt Hem na.

20. Er waren enige Grieken onder hen, die opgingen om op het feest te aanbidden:

Lees verder hoofdstuk Johannes 12