Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 11:8-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. De discipelen zeiden tot Hem: Rabbi, onlangs trachtten de Joden U te stenigen en gaat Gij weder daarheen?

9. Jezus antwoordde: Gaan er geen twaalf uren in een dag? Als iemand overdag loopt, stoot hij zich niet, omdat hij het licht van deze wereld kan zien;

10. maar wanneer iemand bij nacht loopt, stoot hij zich, omdat het licht niet in hem is.

11. Zo sprak Hij en daarna zeide Hij tot hen: Lazarus, onze vriend, is ingeslapen, maar Ik ga daarheen om hem uit de slaap te wekken.

12. De discipelen zeiden dan tot Hem: Here, als hij slaapt, zal hij herstellen.

13. Doch Jezus had het bedoeld van zijn dood; zij echter meenden, dat Hij het van de rust van de slaap bedoelde.

14. Toen zeide Jezus ronduit tot hen: Lazarus is gestorven,

15. en het verblijdt Mij om u, dat Ik daar niet geweest ben, opdat gij tot geloof komt; maar laten wij tot hem gaan.

16. Tomas dan, genaamd Didymus, zeide tot zijn medediscipelen: Laten wij ook gaan om met Hem te sterven.

17. Toen Jezus dan aankwam, bevond Hij, dat hij reeds vier dagen in het graf lag.

18. Betanië nu was dicht bij Jeruzalem gelegen, op een afstand van ongeveer vijftien stadiën.

19. Velen uit de Joden waren tot Marta en Maria gekomen om haar te troosten over haar broeder.

Lees verder hoofdstuk Johannes 11