Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 11:49-57 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

49. Maar één van hen, Kajafas, de hogepriester van dat jaar, zeide tot hen: Gij weet niets,

50. en gij beseft niet, dat het in uw belang is, dat één mens sterft voor het volk en niet het gehele volk verloren gaat.

51. Doch dit zeide hij niet uit zichzelf, maar als hogepriester van dat jaar profeteerde hij, dat Jezus zou sterven voor het volk,

52. en niet alleen voor het volk, maar om ook de verstrooide kinderen Gods bijeen te vergaderen.

53. Sinds die dag dan beraadslaagden zij om Hem te doden.

54. Jezus dan bewoog Zich niet meer vrij onder de Joden, maar vertrok vandaar naar de landstreek dicht bij de woestijn, naar een stad, Efraïm genaamd, en Hij bleef daar met zijn discipelen.

55. Nu was het Pascha der Joden nabij en velen van het land gingen op naar Jeruzalem, nog vóór het Pascha, om zich te reinigen.

56. Zij zochten dan naar Jezus en spraken onder elkander, terwijl zij in de tempel stonden: Wat dunkt u? Zou Hij wel op het feest komen?

57. De overpriesters en de Farizeeën nu hadden voorschriften gegeven, dat, indien iemand wist, waar Hij zich bevond, hij het zou aangeven, opdat zij Hem konden grijpen.

Lees verder hoofdstuk Johannes 11