Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 11:45-56 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

45. Velen der Joden dan, die tot Maria gekomen waren en aanschouwd hadden wat Hij gedaan had, geloofden in Hem;

46. maar sommigen van hen begaven zich naar de Farizeeën en zeiden hun, wat Jezus gedaan had.

47. De overpriesters en de Farizeeën dan riepen de Raad samen en zeiden: Wat doen wij, want deze mens doet vele tekenen?

48. Als wij Hem zo laten geworden, zullen allen in Hem geloven en de Romeinen zullen komen en ons zowel onze plaats als ons volk ontnemen.

49. Maar één van hen, Kajafas, de hogepriester van dat jaar, zeide tot hen: Gij weet niets,

50. en gij beseft niet, dat het in uw belang is, dat één mens sterft voor het volk en niet het gehele volk verloren gaat.

51. Doch dit zeide hij niet uit zichzelf, maar als hogepriester van dat jaar profeteerde hij, dat Jezus zou sterven voor het volk,

52. en niet alleen voor het volk, maar om ook de verstrooide kinderen Gods bijeen te vergaderen.

53. Sinds die dag dan beraadslaagden zij om Hem te doden.

54. Jezus dan bewoog Zich niet meer vrij onder de Joden, maar vertrok vandaar naar de landstreek dicht bij de woestijn, naar een stad, Efraïm genaamd, en Hij bleef daar met zijn discipelen.

55. Nu was het Pascha der Joden nabij en velen van het land gingen op naar Jeruzalem, nog vóór het Pascha, om zich te reinigen.

56. Zij zochten dan naar Jezus en spraken onder elkander, terwijl zij in de tempel stonden: Wat dunkt u? Zou Hij wel op het feest komen?

Lees verder hoofdstuk Johannes 11