Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 11:41-47 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

41. Zij namen dan de steen weg. En Jezus sloeg de ogen opwaarts en zeide: Vader, Ik dank U, dat Gij Mij verhoord hebt.

42. Zelf wist Ik, dat Gij Mij altijd verhoort, maar ter wille van de schare, die rondom Mij staat, heb Ik gesproken, opdat zij geloven, dat Gij Mij gezonden hebt.

43. En na dit gezegd te hebben, riep Hij met luider stem: Lazarus, kom naar buiten!

44. De gestorvene kwam naar buiten, de voeten en de handen gebonden met grafdoeken, en er was een zweetdoek om zijn gelaat gebonden. Jezus zeide tot hen: Maakt hem los en laat hem heengaan.

45. Velen der Joden dan, die tot Maria gekomen waren en aanschouwd hadden wat Hij gedaan had, geloofden in Hem;

46. maar sommigen van hen begaven zich naar de Farizeeën en zeiden hun, wat Jezus gedaan had.

47. De overpriesters en de Farizeeën dan riepen de Raad samen en zeiden: Wat doen wij, want deze mens doet vele tekenen?

Lees verder hoofdstuk Johannes 11