Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 10:25-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

25. Jezus antwoordde hun: Ik heb het u gezegd en gij gelooft het niet; de werken, die Ik doe in de naam mijns Vaders, die getuigen van Mij;

26. maar gij gelooft niet, omdat gij niet tot mijn schapen behoort.

27. Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij,

28. en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven.

29. Wat mijn Vader Mij gegeven heeft, gaat alles te boven en niemand kan iets roven uit de hand mijns Vaders.

30. Ik en de Vader zijn één.

31. De Joden droegen weder stenen aan om Hem te stenigen.

Lees verder hoofdstuk Johannes 10