Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 10:20-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. En velen van hen zeiden: Hij is bezeten en waanzinnig; waarom luistert gij naar Hem?

21. Anderen zeiden: Dit zijn geen woorden voor een bezetene, een boze geest kan toch de ogen van blinden niet openen?

22. Toen kwam het Vernieuwingsfeest te Jeruzalem; het was winter.

23. En Jezus wandelde in de tempel, in de zuilengang van Salomo.

24. De Joden dan omringden Hem en zeiden tot Hem: Hoelang houdt Gij onze ziel nog in spanning? Indien Gij de Christus zijt, zeg het ons ronduit.

25. Jezus antwoordde hun: Ik heb het u gezegd en gij gelooft het niet; de werken, die Ik doe in de naam mijns Vaders, die getuigen van Mij;

26. maar gij gelooft niet, omdat gij niet tot mijn schapen behoort.

27. Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij,

28. en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven.

29. Wat mijn Vader Mij gegeven heeft, gaat alles te boven en niemand kan iets roven uit de hand mijns Vaders.

30. Ik en de Vader zijn één.

Lees verder hoofdstuk Johannes 10