Oude Testament

Nieuwe Testament

Jakobus 5:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Welaan dan, gij rijken, weent en maakt misbaar over de rampen, die u zullen overkomen.

2. Uw rijkdom is verrot, uw klederen zijn door de mot aangevreten,

3. uw goud en zilver is verroest, en het roest ervan zal tegen u getuigen en uw vlees verteren als vuur. Gij zijt schatten gaan opleggen, terwijl het de laatste dagen zijn.

4. Zie, het loon, dat door u is ingehouden van de arbeiders, die uw landen hebben gemaaid, schreeuwt, en het geroep van hen, die uw oogst hebben binnengehaald, is doorgedrongen tot de oren van de Here Sebaot.

5. Gij hebt op aarde weelderig geleefd en u te goed gedaan, gij hebt uw hart vetgemest in de slachttijd.

Lees verder hoofdstuk Jakobus 5