Oude Testament

Nieuwe Testament

Hebreeën 9:15-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan om te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden.

16. Want waar een testament is, moet noodzakelijk van de dood van de erflater melding gemaakt worden;

17. een testament toch wordt alleen van kracht, indien er iemand gestorven is, daar het nog geen gevolg heeft, zolang de erflater leeft.

18. Daarom is ook het eerste (verbond) niet zonder bloed ingewijd.

19. Want nadat door Mozes elk gebod volgens de wet aan al het volk was medegedeeld, nam hij het bloed der kalveren en der bokken met water, scharlaken wol en hysop en besprengde het boek zelf en al het volk,

20. zeggende: Dit is het bloed van het verbond, dat God u heeft voorgeschreven.

21. En ook de tabernakel en al het gereedschap voor de eredienst besprengde hij evenzo met bloed.

22. En nagenoeg alles wordt volgens de wet met bloed gereinigd, en zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving.

23. Noodzakelijk moesten dus hiermede de afbeeldingen van de hemelse dingen gereinigd worden, maar de hemelse dingen zelf met betere offeranden dan deze.

24. Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het ware, maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen;

25. ook niet om Zichzelf dikwijls te offeren, gelijk de hogepriester jaarlijks met ander bloed dan het zijne in het heiligdom gaat,

26. want dan had Hij dikwijls moeten lijden sinds de grondlegging der wereld; maar thans is Hij éénmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen.

Lees verder hoofdstuk Hebreeën 9