Oude Testament

Nieuwe Testament

Hebreeën 11:28-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

28. Door het geloof heeft hij het Pascha gehouden en het bloed doen aanbrengen, opdat de verderver hun eerstgeborenen niet zou aanraken.

29. Door het geloof zijn zij door de Rode Zee gegaan als over droog land, terwijl de Egyptenaars, toen zij het ook beproefden, verzwolgen werden.

30. Door het geloof zijn de muren van Jericho neergestort, nadat (het volk) er zeven dagen lang omheen getrokken was.

31. Door het geloof is Rachab, de hoer, niet met de ongehoorzamen omgekomen, daar zij de verspieders met vrede had opgenomen.

32. En wat moet ik nog verder aanvoeren? Immers, de tijd zou mij ontbreken, als ik ging verhalen van Gideon, Barak, Simson, Jefta, David en Samuël en de profeten,

33. die door het geloof koninkrijken onderworpen, gerechtigheid geoefend, de vervulling der belofte verkregen hebben, muilen van leeuwen dichtgesnoerd,

Lees verder hoofdstuk Hebreeën 11