Oude Testament

Nieuwe Testament

Hebreeën 10:30-39 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

30. Want wij weten, wie gezegd heeft: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden! En wederom: De Here zal zijn volk oordelen.

31. Vreselijk is het, te vallen in de handen van de levende God!

32. Herinnert u de dagen van weleer, toen gij, na verlicht te zijn, zo menigmaal lijden doorworsteld hebt,

33. hetzij zelf een schouwspel van smaad en verdrukking, hetzij deelnemende aan het lot van hen, die in zulk een toestand verkeerden.

34. Want gij hebt met de gevangenen mede geleden en de roof van uw bezit blijmoedig aanvaard, want gij wist, dat gijzelf een beter en blijvend bezit hebt.

35. Geeft dan uw vrijmoedigheid niet prijs, die een ruime vergelding heeft te wachten.

36. Want gij hebt volharding nodig, om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is.

37. Want nog een korte, korte tijd, en Hij, die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wachten,

38. en mijn rechtvaardige zal uit geloof leven;maar als hij nalatig wordt, dan heeft mijn ziel in hem geen welbehagen.

39. Doch wij hebben niets van doen met nalatigheid, die ten verderve leidt, doch met geloof, dat de ziel behoudt.

Lees verder hoofdstuk Hebreeën 10