Oude Testament

Nieuwe Testament

Hebreeën 10:25-39 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

25. Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen.

26. Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over,

27. maar een vreselijk uitzicht op het oordeel en de felheid van een vuur, dat de wederspannigen zal verteren.

28. Indien iemand de wet van Mozes terzijde heeft gesteld, wordt hij zonder mededogen gedood op het getuigenis van twee of drie personen.

29. Hoeveel zwaarder straf, meent gij, zal híj verdienen, die de Zoon van God met voeten heeft getreden, het bloed des verbonds, waardoor hij geheiligd was, onrein geacht en de Geest der genade gesmaad heeft?

30. Want wij weten, wie gezegd heeft: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden! En wederom: De Here zal zijn volk oordelen.

31. Vreselijk is het, te vallen in de handen van de levende God!

32. Herinnert u de dagen van weleer, toen gij, na verlicht te zijn, zo menigmaal lijden doorworsteld hebt,

33. hetzij zelf een schouwspel van smaad en verdrukking, hetzij deelnemende aan het lot van hen, die in zulk een toestand verkeerden.

34. Want gij hebt met de gevangenen mede geleden en de roof van uw bezit blijmoedig aanvaard, want gij wist, dat gijzelf een beter en blijvend bezit hebt.

35. Geeft dan uw vrijmoedigheid niet prijs, die een ruime vergelding heeft te wachten.

36. Want gij hebt volharding nodig, om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is.

37. Want nog een korte, korte tijd, en Hij, die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wachten,

38. en mijn rechtvaardige zal uit geloof leven;maar als hij nalatig wordt, dan heeft mijn ziel in hem geen welbehagen.

39. Doch wij hebben niets van doen met nalatigheid, die ten verderve leidt, doch met geloof, dat de ziel behoudt.

Lees verder hoofdstuk Hebreeën 10