Oude Testament

Nieuwe Testament

Hebreeën 10:1-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Want daar de wet slechts een schaduw heeft der toekomstige goederen, niet de gestalte dier dingen zelf, is zij nimmer in staat ieder jaar met dezelfde offeranden, die onafgebroken gebracht worden, degenen, die toetreden, te volmaken.

2. Immers, zou anders het offeren daarvan niet opgehouden zijn, doordat degenen, die de dienst verrichten, na eenmaal gereinigd te zijn, generlei besef van zonden meer hadden?

3. Doch door die offeranden werden ieder jaar de zonden in gedachtenis gebracht;

4. want het is onmogelijk, dat het bloed van stieren of bokken zonden zou wegnemen.

5. Daarom zegt Hij bij zijn komst in de wereld:Slachtoffer en offergave hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij een lichaam bereid;

6. in brandoffers en zondoffers hebt Gij geen welbehagen gehad.

7. Toen zeide Ik: zie, hier ben Ik – in de boekrol staat van Mij geschreven – om uw wil, o God, te doen.

8. In de aanhef zegt Hij: Slachtoffers en offergaven, brandoffers en zondoffers, hebt Gij niet gewild, noch daarin een welbehagen gehad, hoewel zij naar de wet gebracht worden.

9. (Doch) daarna heeft Hij gezegd: Zie, hier ben Ik om uw wil te doen. Hij heft het eerste op, om het tweede te laten gelden.

Lees verder hoofdstuk Hebreeën 10